De vale vleermuis (Myotis myotis)
Biologie en ecologie
Met zijn lengte van 35 tot 45 cm en gewicht van 20 tot 40 gram is de vale vleermuis één van de grootste vleermuissoorten in Europa. Net als alle soorten uit de Myotisfamilie valt de vale vleermuis op door het contrast tussen zijn grijsbruine rug en zijn witte buik.
De vale vleermuis houdt zijn winterslaap in ondergrondse holten met een stabiele temperatuur (3 tot 9°C). Je kan ze hangend aantreffen, aan het plafond of op de wand van een holte, of diep verstopt in rotsspleten.
De wijfjes van de vale vleermuis zijn trouw aan hun zomerverblijfplaats maar ook aan hun geboortekolonie. Ze vormen kraamkamers van enkele tientallen tot enkele honderden exemplaren op de zolders van grote gebouwen. 70% van de wijfjes van de kolonie baart een jong, dat rond zijn 9e week van de moeder gespeend zal worden.
De vale vleermuis jaagt ver van huis, op 10 tot 15 km van zijn zomerverblijfplaats. Hij verzamelt grote insecten, vaak kevers, die hij rechtstreeks op de grond vindt, in gebieden waar de bodemvegetatie laag is of niet erg dicht. Hij verkiest daarom oude loofbossen zonder struweellaag, met een bloemrijke kruidlaag. Toch jaagt de vale vleermuis net zo goed boven weilanden met groepjes bomen, vooral dan in de onmiddellijke omgeving van zijn verblijfplaats.
Huidige status
De populatie vale vleermuis wordt steeds groter in Wallonië. Op dit moment zijn er tussen de 650 en 1250 exemplaren. In Vlaanderen en Nederland komen kleinere populaties voor: tijdens wintertellingen werden er minder dan 60 exemplaren gespot en er is geen enkele kraamkolonie bekend. Binnen het gebied dat het LIFE-project bestrijkt zijn er 4 kolonies van vale vleermuizen, samen goed voor meer dan 270 exemplaren.
De staat van instandhouding van de soort in Wallonië laat te wensen over en daarom wordt de soort als 'bedreigd' beschouwd.